
Geschiedenis van thee
De geschiedenis van thee kent een rijke en legendarische oorsprong. Al bijna 5000 jaar geleden kenden de Chinezen de stimulerende effecten van theebladeren. In de beginperiode werden de bladeren van de Camellia Sinensis-struik waarschijnlijk gekauwd voordat men ontdekte dat ze ook geschikt waren om een drank van te trekken.
Legendes zoals die van Shen-Nung en Daroema tonen aan dat thee een diepe culturele betekenis had in Aziatische samenlevingen. In het begin werd thee vooral medicinaal gebruikt. De opwekkende werking is te danken aan cafeïne in de bladeren. Thee werd bijvoorbeeld voorgeschreven bij verkoudheid of buikklachten.
In de 3e eeuw na Christus werd thee in China erkend als gezondheidsdrank. Men roosterde en stampte de bladeren tot koeken die later werden gekookt. Omdat het water in stenen kruiken werd verwarmd, luisterde men of het kookte. Deze thee leek eerder op een soep, vanwege de toevoeging van andere ingrediënten.
Vanaf het jaar 793 werd thee zo waardevol dat er belasting op werd geheven. Handelaren moesten 10% van de waarde van hun vracht afstaan aan de overheid via belastingbureaus nabij theeregio’s.
Theepluk in de T’Ang-dynastie
Tijdens de T’Ang-dynastie (620–907 n.Chr.) controleerde het keizerlijk hof de theeteelt strikt. Alleen jonge vrouwen met schone, korte nagels mochten de bladeren plukken. Ze mochten geen sterk ruikend voedsel eten en tijdens hun menstruatie niet werken, om de kwaliteit van de thee te waarborgen. Na het plukken werd de thee gestoomd en in vormen geperst. Deze theekoeken werden onder militair toezicht naar het keizerlijk hof gebracht. Pas wanneer de keizer zijn eerste slok van de nieuwe oogst nam, begon officieel de lente.
Lu Yü en het theeboek
De kluizenaar Lu Yü schreef rond deze tijd het invloedrijke boek Ch’a Ching, waarin hij in tien hoofdstukken de kunst van thee beschreef. Tijdens de Sung-dynastie (920–1279) werd op basis van zijn werk een theeceremonie ontwikkeld, vooral binnen het Zenboeddhisme. Theekoeken maakten plaats voor opgeklopte thee met een bamboeklopper. Ook de witte thee, geprezen door keizer Hui Tsung, deed haar intrede. Thee werd toen zelfs gebruikt als betaalmiddel en verspreidde zich over Azië en later naar Europa.
Introductie van thee in Europa
In Europa werd thee voor het eerst vermeld in de reisverhalen van Giambattista Ramusio in de 16e eeuw. Pas in 1610 kwam thee daadwerkelijk Europa binnen, aanvankelijk als groene thee uit Japan. In eerste instantie werd het verkocht via apotheken en was het alleen betaalbaar voor de elite. Pas in de 18e eeuw werd theedrinken wijdverspreid in Nederland, mede dankzij de VOC, die veel geld verdiende aan de theehandel.
De Britse regering verbood in 1669 de particuliere theehandel, wat leidde tot grootschalige smokkel. De kwaliteit daalde, want thee werd vermengd met allerlei onsmakelijke stoffen. Het eiland Man werd een belangrijk smokkelcentrum tot het handelsverbod in 1784 werd opgeheven.
In 1820 werd in India wilde Assam-thee ontdekt, wat leidde tot nieuwe plantages, ook in Java en Sumatra. Zowel de Nederlanders als de Britten gebruikten Chinese theezaadjes voor hun plantages, waarbij Sri Lanka (toen Ceylon) uitgroeide tot een beroemde theeproducent.