Geschiedenis van thee

Geschiedenis van thee

De geschiedenis van thee gaat ver terug. De Chinezen kennen de stimulerende werking die van thee uitgaat al bijna 5000 jaar. De bladeren werden in die tijd waarschijnlijk gekauwd. Deze bladeren zijn afkomstig van de theestruik Camellia Sinensis oftewel de Cameliaplant. Pas later ontdekte men dat het mogelijk was om van de bladeren een drank af te trekken.
Op veel plaatsen in de wereld waar theestruiken groeien komen ook legendes voor over het ontstaan van thee. De legendes over Shen-Nung of Daroema zijn hier voorbeelden van. In de oudheid werd thee met name gebruikt voor medicinale doeleinden en geen sociaal gebeuren. Dit is een van de weinige dingen die vast staat over het ontstaan van de thee zoals wij die nu kennen. In ieder geval heeft thee een opwekkende werking. Dit wordt veroorzaakt door onder andere de cafeïne die zich in de theebladeren bevind.
De heilzame werking van thee, die al in de theelegendes werd genoemd, is wereldwijd bekend. Nog altijd neemt met een droog beschuitje met een kopje thee als men wat grieperig is of buikpijn heeft. In de 18e eeuw voerde men nog reclamecampagnes over de geneeskrachtige werking van thee. In deze tijd werd thee nog bestempeld als medicijn tegen ademhalingsproblemen, verkoudheid, scheurbuik en zo meer.
In de 3e eeuw na Christus werd thee in China ook gezien als gezondheidsdrank. Men roosterde de bladeren boven een vuurtje waarna de bladeren in stukjes gesneden werd en gestampt. Op deze manier kon de thee als een soort plak koek bewaard blijven. Het water hiervoor werd gekookt in stenen kruiken. Hierdoor kon men niet zien of het water kookte en luisterde men aandachtig of het water al kookte. Hier voegde men, in deze tijd, nog veel andere ingrediënten toe waardoor de thee meer een soep werd.
Thee won in de loop der tijd enorm aan populariteit en in 793 na Christus was het een dusdanig populair product dat er belasting op werd geheven om de staatskas te spekken. Om deze belasting te innen stelde de regering bureaus in rond de thee producerende gebieden. Zij lieten de reizende theehandelaren rond 10 procent van de geschatte waarde van het theetransport betalen.

Theepluksters in de T’Ang Dynastie

In de T’Ang Dynastie, van 620 tot 907 na Christus, werden de gebieden waar de theestruiken groeiden streng gecontroleerd door de keizerlijke macht. Ook lieten zij theetuinen aanplanten. Op een dag in de Derde Maan (ongeveer in April) gingen de theepluksters naar de theetuinen. Dit theeplukken ging met de grootste omslachtigheid. Allereerst werden de pluksters geselecteerd. Ze moesten mooi en jong zijn en ze moesten nette nagels hebben die precies op maat werden geknipt zodat, tijdens het plukken, de huid niet in aanraking kwam met het theeblad en er dus alleen met de nagels geplukt werd. Hiermee is echter de omslachtigheid nog niet compleet. Weken voordat de pluk begon werd de pluksters al verboden om vis en ander sterk ruikend eten te eten. Men vreesde dat de kwaliteit van de thee zou worden aangetast door de geur van de adem van deze meisjes. Tijdens het plukken moesten de pluksters zich ook regelmatig wassen en tijdens hun maandelijkse periode mochten de meisjes uiteraard niet werken.
Nadat het plukken gedaan was begon het verwerkingsproces. De bladeren werden eerst gestoomd waarna het in een vorm werd gedrukt. Dit werd gekookt in een aardewerken pot. De theekoeken die hiermee gemaakt werden gingen onder begeleiding van een grote groep soldaten naar het keizerlijke hof gebracht. Hier vond de theeceremonie plaats. Officieel was de lente pas begonnen als de keizer het eerste slokje thee had gehad van de nieuwe oogst.

Thee professor Lu Yü

In deze tijd leefde ook de theegeleerde Lu Yü. Lu Yü leefde als kluizenaar en teruggetrokken leven in de bergen. Hier schreef hij de Ch’a Ching, het canonieke boek van de thee, waarin hij in 10 hoofdstukken al zijn bevindingen over de thee beschreef.
Tussen 920 en 1279 na Christus, in de Sung Dynastie, werd op grote schaal de theeceremonie geïntroduceerd. Deze vond voornamelijk plaats in het Zenboeddhisme welke in deze tijd erg groeide. Deze theeceremonie was met name gebaseerd op de Ch’a Ching van Lu Yü.
In deze periode werd de theekoek volledig vervangen door opgeklopte thee. Thee werd hier met een bamboeklopper in water opgeklopt. Hiermee kwam de thee iets meer in de richting zoals wij deze nu kennen. Ook kwam uit deze tijd de ‘witte thee’ welke volgens keizer Hui Tsung de zeldzaamste en fijnste van kwaliteit is.
Op den duur werd thee dusdanig populair in de Chinese cultuur dat thee werd gebruikt als betaalmiddel. Ook in de omliggende landen werd thee als waardevol gezien en de verschillende theeceremonies en vond de thee ook zijn weg naar Europa.

Theegeschiedenis in Europa

Voor het eerst werd de thee en de handel daarin in Europa beschreven in de reisverhalen van Ginabattista Ramusio in de 8e eeuw. Hij schreef in Venetie een bundel reisverhalen onder de naam "Navigatione et Viaggi". In deze verhalenbundel zit een verhaal over de Perzische koopman Mohammed Hajji die de drank "Chiai Catai" had leren kennen door een bezoek aan China. Deze drank werd bereid door bladeren te koken. Dit bleken later theebladeren te zijn.
Hierna kwamen er halverwege de 16e eeuw verschillende vermeldingen van Portugese en Italiaanse geestelijken en missionarissen die hadden rondgetrokken in China en Japan. Vanuit China verspreidde de thee zich eerst over Azie maar het duurde nog tot het jaar 1610 dat de thee Europa bereikte.
De eerste thee was groene thee afkomstig uit Japan. Het was in het begin vooral een curiositeit, verkrijgbaar bij de apotheek. Door de lange reis vanuit het Oosten was thee kostbaar en daardoor alleen maar te betalen door de gegoede burgerij. Pas in de achttiende eeuw werd theedrinken gewoon in Nederland. De VOC verdiende toen steeds meer geld aan de handel in thee. De mooie grachtenpanden in Amsterdam zijn onder andere hieraan te danken.
Omdat de theehandel een monopolie van de VOC was werd de handel in thee in Engeland verboden vanaf 1669. Dat thee al vanaf 1662 geschonken werd in het koninklijke hof maakte hier geen verschil in. Door de smokkel die hier het gevolg van was ging de kwaliteit van de thee erg achteruit. Het werd vermengd met van alles en nog wat tot aan schapenpoep toe. Het eiland Man profiteerde van deze smokkel enorm totdat het handelsverbod in 1784 werd ingetrokken. Tot deze tijd werd er ruim 7 miljoen pond thee per jaar Engeland binnen gesmokkeld.
Rond 1820 werd de wilde thee Assam ontdekt vanuit India welke snel populairder werd dan de thee uit China en werden plantages in Sumatra en Java aangelegd door de VOC waarbij gebruik gemaakt werd van Chinese theezaadjes. Gelijker tijd deden de Engelsen hetzelfde in India en Sri Lanka. Sri Lanka heette toen nog Ceylon en dat is dus ook waar de gelijknamige thee vandaan komt.